BUO: de na-oorlogse jaren (vervolg)
Soms is Jacobs wat teleurgesteld in de studenten. Als in 1952 de cursisten een wettelijk erkend diploma gaan krijgen ontstaat het ‘gevaar’ dat men een cursus volgt vanwege het verkrijgen van een diploma. Het gaat niet om het behalen
van het diploma. Het gaat om wezenlijker zaken: ‘Volgens de heer Jacobs is de instelling van verschillende deelnemers anders dan vroeger.
Velen willen nu met de minst mogelijke inspanning zo spoedig mogelijk het papier behalen, waarvan wordt verwacht dat het later geld op zal brengen.
Onze bedoeling is steeds geweest de zin voor studie en verantwoord werken in de school aan te moedigen. Daar moeten we naar blijven streven ...’ (Jacobs, 1954, 2).
Op 10 april 1959 besluit men de gehele opleiding te vatten onder de naam Seminarium voor Orthopedagogiek.
‘Hierin zit een nostalgisch verlangen naar de oude dagopleiding uit de dertiger en veertiger jaren, die Seminarium-opleiding werd genoemd.’ (Menkveld, 1989, 39).
In 1965 geeft Hermen J. Jacobs te kennen dat hij wil stoppen met zijn bestuursfunctie als secretaris. In de bestuursvergadering van 23 januari 1965 wordt zijn verzoek behandeld.
Hermen J. Jacobs neemt afscheid
Leerkamp brengt Jacobs met waarderende woorden dank voor de 30 jaar, dat hij het secretariaat heeft waargenomen en overhandigt hem een geschenkbon voor een volautomatisch fototoestel. Jacobs bedankt voor het geschenk en zegt
nog meer dankbaar te zijn voor de tijd, dat hij zijn functie heeft mogen vervullen.
Hij herinnert aan de beginjaren, hij wijst op de groei en eindigt met de beste wensen voor het verdere werk.’ (Jacobs, 1965, 2).
Overigens wordt in die zelfde vergadering gezegd ‘dat er prijs op wordt gesteld, dat Jacobs voorlopig het secretariaat van de examens blijft vervullen. Jacobs is daartoe bereid.’
over de examens voor de vakstudie.
Dertig jaar lang heeft hij als secretaris en als penningmeester z’n werk voor de Stichting voor Buitengewoon onderwijs verricht. Jaarverslagen en notulen kwamen van zijn hand en ‘Er is bijna geen commissie geweest of Jacobs maakte er deel van uit. Hermen J. Jacobs was een goed organisator, hield nauwkeurig alles bij en liep na of alles wat besloten was ook uitgevoerd werd.
Als penningmeester was hij zuinig maar tegelijkertijd bereid om geld te investeren in zaken waar hij brood in zag.
Bovenal was Jacobs de man met hart voor het buitengewoon onderwijs, een didacticus pur sang en iemand die niets liever wilde dan dat de onderwijskundige zorg voor het gehandicapte kind zich zou uitbreiden en verdiepen.’ (Menkveld, 1989, 40).
Bij het officiële afscheid van Hermen J. Jacobs zei de voorzitter (sprekend over de pioniers en tegen Jacobs als zodanig):
‘Zij begonnen niet met een theoretische opzet, maar verrichtten arbeid daar waar hun handen die arbeid vonden. En zij voelden behoefte aan contact, aan nadere precisering van hun beginselen en aan theoretische fundering (...)
Vele auteurs zijn niet meer. Maar hun artikelen blijven hun waarde behouden, ondanks nieuwer inzichten in de psychologie.
Hun pioniersarbeid is de prachtige versregel van A. Roland Holst indachtig:
Ik zal de garven niet meer zien
Noch binden ooit de volle schoven,
Doch doe mij in de oogst geloven,
Waarvoor ik dien.’
(Van Dijk, 1950).
Hermen J.Jacobs altijd praktijkman
Hermen J. Jacobs was een praktische man: leermiddelen ontwerpen; studieboeken uitgeven; opleidingen organiseren; tijdschriften uitgeven (en de eindredactie voeren), bestuursfuncties aanvaarden en actief uitoefenen. En steeds was
de leerling die extra bezorg nodig had het uitgangspunt. En om die extra zorg te geven was professionalisering van de onderwijzer noodzakelijk. Hermen J. Jacobs was praktisch en gedreven ‘met hoofd en handen’.
Bestuurlijke ontwikkelingen dienden de praktijk te ondersteunen. Zijn zoon, Hermen J. Jacobs jr., zegt hier later over: ‘Een beleid dat gestuurd wordt door kwantitatieve effectmetingen, door produktevaluatie, door het stimuleren van een leerlingvolgsysteem dat strikt gericht is op het kwantificeren van leerprestaties en niet of nauwelijks op de persoonlijke en emotionele ontwikkeling van de kinderen, dan wel op een beleid gericht op ‘back to the basic’ zou hij zeker hebben afgekeurd.
Een onderwijsbeleid dat gestuurd wordt door kwalitatieve procesanalyses, door het zoeken naar oplossingen voor faalangst van kinderen, door het versterken van het zelfbeeld van kinderen, door het besef van het belang van een goed pedagogisch klimaat, door een aanpak van “hoofd, hart en handen”, zou hij aan de andere kant zeker hebben onderschreven.’(Jacobs jr., 1996, 3).
Hermen J. Jacobs bleef tot het laatste uur de ontwikkelingen van de opleidingen volgen. En als hij de jubileum bijeenkomt in de RAI te Amsterdam niet kan bijwonen, schrijft hij een brief. En hij krijgt daarop antwoord.