Hermen J. Jacobs volgde zijn opleiding tot onderwijzer in ’s-Gravenhage. Veel van de aanstaande onderwijzers kwamen uit eenvoudige milieus. Dit omdat de opleiding goedkoop was en als maatschappelijke springplank kon dienen. Bovendien
verstrekte de overheid er beurzen voor. Een gevolg was wel dat de status van het beroep laag bleef (Van Essen & Timmermans, 2007).
In ’s-Gravenhage had de bekende pedagoog Jan Ligthart naam gemaakt met zijn onderwijsaanpak. Vooral werd Jan Ligthart landelijk bekend om zijn zaakonderwijs volgens de methode Het volle leven. Volgens deze methodiek
kregen de leerlingen uit de eerste drie klassen naast de verplichte vakken lezen, schrijven, rekenen en taal, les over de drie thema`s: woning, voeding en kleding. Doordat meer actieve leervormen in de plaats kwamen van de leraar kwam
de leerling in het centrum van het onderwijs te staan. Jan Ligthart gaf ook les aan de opleidingsschool (pabo) in ’s-Gravenhage en daar had Hermen J. Jacobs voor het eerst kennis gemaakt met zijn ideeën. De methode van Ligthart stelde
het kind centraal: onderwijs vanuit de alledaagse leefomgeving van de leerlingen. Door ‘ervarend te leren’ kon inzicht worden verkregen. Het rekenen diende realistisch te zijn en handvaardigheid moest een belangrijke plaats
innemen bij het lesprogramma. Deze aanpak van Jan Ligthart stond haaks op het toen gebruikelijke leerstofjaarklassensysteem.
Invloed van Jan Ligthart
Al deze kennis en ervaringen over het lesgeven aan ‘armenscholen’ en de inzichten die Jan Ligthart had ontwikkeld met betrekking tot methodiek en didaktiek zou hij meenemen in zijn verdere loopbaan. Ligthart en Hermen J. Jacobs
bleven met elkaar in contact, persoonlijk en per brief. Tijdens de studie van Hermen tot onderwijzer werd de Haagse Kwekelingen Geheelonthoudersbond opgericht (1906). Deze Bond, afdeling van de Kwekelingen Geheel Onthouders
Bond (K.G.O.B.), bestreed het drankmisbruik, oorzaak van veel maatschappelijke ellende en propageerde ‘de grote internationale fin de siécle-idealen van een nieuwe geestelijke elite. In de twintigste eeuw zou een zedelijke samenleving moeten ontstaan
zonder armoede en ellende, het paradijs op aarde’ (Van Essen, 2006, 158).
Hermen J. Jacobs werd voorzitter van de Haagse afdeling en zijn studiegenoot, vriend en latere collega J.A. van Praagh werd penningmeester. De Haagse kweekelingenvereniging was zeer actief en organiseerde onder andere ‘uitjes’,
onder meer wandeltochten. ‘Na afloop werd dikwijls bij Jaap van Praagh thee gedronken, onder gezellig gepraat of terwijl een van ons wat voorlas’ (Vereeniging van Ned. Kweekelingen
en Oud-Kweekelingen, 1911, 28).
In 1910 ging Jaap van Praagh met een aantal studenten naar ‘Sunny-home’ een klein pension te Ede.
Dit pension werd regelmatig door de Haagse studenten bezocht vanwege de
ligging en de verblijfsmogelijkheden.
Later zou dit pension het begin vormen van de vakantiekolonie
voor achterlijke kinderen.
Andere invloeden / Ietje Kooistra
Links: W. Banning (1888 - 1971) Rechts: K. Vorrink (1891 - 1955).
In hun hoedanigheid van voorzitter en penningmeester van de K.G.O.B. ontmoetten ze de socialistische voormannen W. Banning en ook K. Vorrink. Met hen werd gediscussieerd over een meer rechtvaardige samenleving. Rond de eeuwwisseling
was het op de kweekscholen een roerige tijd. De kwekelingen organiseerden zich en brachten een eigen blad uit: Baknieuws. Dit Weekblad voor den Nederlandschen Kweekeling was een tijdschrift dat vanaf 1897 gedurende enkele jaren
verscheen op de kweekscholen.
Theo Thijssen, kwekeling aan de Haarlemse rijkskweekschool, was (mede-) initiatienemer en al snel werd dit blad onder alle kweekscholen verspreid. Het weekblad associeerde zich met de idealen van het socialisme en werd door de directies
van de scholen als een grote bedreiging gezien. ‘Aan het einde van de negentiende eeuw stond deze ideologie voor revolutionaire omverwerping van de bestaande orde, klassenstrijd, afschaffen van het koningshuis, onteigening van alle bezit,
en de macht aan het proletariaat. Door Baknieuws, met andere woorden, dreigde het gevaar dat de rijks kwekelingen geen plichtsgetrouwe onderwijzers zouden worden maar strijdbare wereldhervormers, revolutionairen misschien zelfs wel’ (Van
Essen, 2006, 142).
Van invloed op de jonge onderwijzers was de feministe en pedagoge I. Kooistra. Haar boek ‘Zedelijke Opvoeding’ werd vele malen herdrukt en op de opleidingsscholen werd het bestudeerd. Zij schrijft over de taak van
de onderwijzer: ‘En hij begrijpt, dat de sociale toestanden hem niet onverschillig mogen laten, al kunnen zij hem niet meer dan eene belangrijke bijzaak worden, en in afwachting van blijvende verbeteringen en er naar strevend naar de mate
van zijne krachten, zal hij de liefdadigheid inroepen en zoo mogelijk zelf het voorbeeld geven tot leniging van de nooden, die nog niet worden weggenomen, en door de macht van voorbeeld en woord zal hij de ouders trachten wakker te schudden
uit de apathie der ellende, op te wekken tot gevoel van verantwoordelijkheid jegens hunne kinderen. Dit alles zal hij doen als opvoeder, in ’t belang van de kinderen, voor wier toekomst hij geroepen is te arbeiden’ (Kooistra, 1901, 25).
Invloed van de Kweekschool
Het beeld dat I. Kooistra schetst zullen we herkennen bij Hermen J. Jacobs. Verantwoordelijkheid nemen die verder gaat dat het klaslokaal: zelf een voorbeeld zijn en maatschappelijke misstanden bestrijden. Met de invloed van Jan
Ligthart en Ietje Kooistra, de vele gesprekken met zijn studiegenoot Jaap van Praagh en zijn actieve rol in de K.G.O.B. ontwikkelde zich een sterk rechtvaardigheidsgevoel bij Hermen J. Jacobs. Hij zou in zijn loopbaan kiezen voor de meest
kwetsbare groep in de samenleving: kinderen die geen (onderwijs-) kansen kregen.
De twee courantlezers: Hermen J. Jacobs en J. van Praagh.